Jan Visser Museum
Actueel | Nieuws

Huishouden 

De Broodbakoven
Bakhuis
De bakoven, zoals we die nu nog kennen, heeft een zeer lange geschiedenis. De "oven" bestaat al duizenden jaren. Archeologen hebben op verschillende plaatsen in de wereld resten teruggevonden van prehistorische ovens.
In onze streken werden in de nederzettingen uit de Bronstijd (4000 tot 2800 jaar geleden) en de IJzertijd (2800 tot circa 2000 jaar geleden) sporen teruggevonden van bakovens binnenin de huizen. In de loop van de Middeleeuwen was er steeds meer specialisatie en werd ook steeds meer en beter brood gegeten: elk land, streek of stad had zijn eigen typische bakproducten. De bakkers in de steden waren verenigd in gilden en hadden een groot aanzien. Ze werden onderworpen aan strenge voorschriften en de broodprijs was bij wet vastgelegd. Dat is trouwens in sommige landen van west Europa tot op heden nog het geval.
Broodbakken
De situatie was totaal anders op het platteland. De boerenbevolking teelde zijn eigen graan en bakte meestal zelf zijn brood. Rond 1900 bakte men hoofdzakelijk thuis, in bakovens voor 15-25 broden die met hout gestookt werden. Het gasfornuis of het elektrisch fornuis bestond er in die tijd nog niet. Lang niet iedereen bezat een bakoven. Ze waren vooral in de grotere boerderijen te vinden. Het bakken gebeurde éénmaal per week.

Wanneer men zelf geen bakoven had, kon men ook zijn brood laten bakken bij een buur of in een gemeenschappelijke bakoven. In de dorpen was er vaak zo’n bakoven, die zich meestal op het dorpsplein bevond.


 

Kaas maken
Kaaspers
De rauwe melk werd door een zeef in de kaastobbe gegoten. Ze werd op 29 graden gebracht, waarna er stremsel (aftreksel van lebmagen van nuchtere kalveren) bij werd gedaan.
Na het stremmen werd de wei van de vaste kaasstof (wrongel) gescheiden door er met een kaaskam doorheen te gaan. De wei werd er afgeschept en aan de varkens gevoerd.
De wrongel werd met de hand fijn geknepen, in een kaasvat met kaasdoek gedaan, onder een kaaspers gezet en na een dag afgewassen en in een pekelkuip ondergedompeld.
Na enkele dagen werd de kaas op een houten plank in de kelder gelegd. Daarna moet hij dagelijks gekeerd worden.

Boter karnen
De verse melk werd eerst gezeefd om verontreinigingen te verwijderen. Je moet je voorstellen dat er met de hand gemolken werd waardoor haartjes en andere onzuiverheden in de melk kon komen. Daarna werd de melk in ondiepe bakken gegoten en in de koele melkkelder weggezet.
De room kwam hierdoor geleidelijk boven drijven en werd er afgeschept en in de roomton gedaan. Als de room genoeg gezuurd was, werd het roomvat geleegd in de karnton, een naar boven toe smal toelopend vat dat was afgesloten met een deksel. Daar liep een “pols” een houten stok doorheen met aan het eind een houten schijf met gaten, die met de hand in beweging werd gebracht. Dit was een typische taak voor de boerin. Er werd 20 minuten lang gekarnd tot dat de boter stijf was.
Hondekar
Daarna werd de boter met de hand gekneed en in een ronde houten kom gedaan, met koud water gewassen en later gezouten. Wat na het karnen over bleef was karnemelk die gebruikt werd voor de karnemelkspap en om te drinken.